Ann Burton Zing een regenboog voor me |
||
---|---|---|
In haar hoogtijdagen nam Burton albums op in Amerika als Japan, ze ontving twee Edisons en had een eigen platenlabel. In Japan is Ann Burton nog steeds een bekendheid met een reeks cd’s. In eigen land is het zoeken naar muziek van haar, waarbij we het soms moeten doen met oude uitgaven of compilaties Hoog tijd voor een verhaal van Ann Burton, een lieve, maar vooral eigenzinnige zangeres, die precies wist wat goed voor haar was.
Ann Burton (1933- 1989) wordt geboren in Amsterdam als Johanna
Rafalowicz. Moeder Sura Rafalowicz is vanuit Polen naar Nederland gevlucht,
bang voor wat er zou gaan komen. In 1936 trouwt moeder voor de tweede keer.
Haar tweede man, Jacob de Paauw, is diamantbewerker. Twee jaar later wordt
Johanna door haar ‘nieuwe vader’ erkend en gaat voortaan als Johanna de
Paauw door het leven. Na de verovering van Nederland door de Duitsers in 1940 wordt Ansje de
Paauw, de familie is Joods, ondergebracht in Zuid-Limburg; haar moeder en
voogd worden opgepakt en naar een concentratiekamp overgebracht. Bij de
bevrijding komt Ansje de Paauw, ze is dan tien jaar, in contact met Canadese
militairen en leert zo aardig goed Engels praten. Als een wonder overleven
beide ouders het kamp, maar na de oorlog weer samen thuis valt het leven
zwaar. Ansje Paauw heeft vooral mentaal geleden door de oorlog en kan thuis
niet aarden. Ze heeft een hekel aan haar stiefvader en regelmatig ruzie met
haar moeder. Dat loopt zo ver op dat haar ouders uit de ouderlijke macht
ontzet worden. Ansje de Paauw wordt opgevangen bij Pro Juventute en ontmoet
daar een begripvolle vrouw die ze tante Betty noemt. Veel zin in school
heeft ze niet, uiteindelijk wordt ze kapster. Na de oorlog neemt Ans (is het dan) de Paauw zangles bij Bep Ogterop, een bekende zangpedagoge. In 1954 staat ze voor het eerst als zangeres op de planken en wel in nachtclub Palermo. Ze zingt werk van de dan populaire naoorlogse vedettes als Doris Day, Jo Stafford en Rosemary Clooney. Omdat ze maar zes liedjes kent is haar zangbaantje snel voorbij. In 1955 ligt Ans de Paauw in het Amsterdamse Bos in het zonnetje, geniet en zingt. Toevallig zijn daar ook jongens aanwezig die in een band spelen. Zij brengen haar in contact met orkestleider Johnny Millstone. Die hoort wel wat in haar en neemt haar op in zijn band. Het orkest treedt regelmatig op in het buitenland, veelal in Luxemburg. Later dat jaar kan de Paauw met de groep van Ted Powder naar Duitsland om op te treden voor de daar gelegerde Amerikaanse militairen. Dat is het begin van het echte leven. Dat blijkt niet altijd leuk of aangenaam. Ze leert er de hardheid van het bestaan kennen, iets dat haar regelmatig frustreert. Positief is dat ze ‘jazzcats’ tegenkomt die op tournee zijn, Lester Young, Stan Kenton, John Lewis en Chet Baker. In deze periode ontmoet ze ook Eddy de Haas (1930- /bas). Het klikt tussen die twee, maar meer dan een diepe vriendschap wordt het niet, want de Haas vertrekt al vrij snel naar Amerika om daar de spelen onder de naam Eddy O’Hare. Hij bleef ondanks zijn snelle vertrek een van haar grote liefdes. Wat restte was dat hij de Paauw in aanraking bracht met de muziek van zangeres Billy Holiday. De Paauw is daar zo van ondersteboven dat ze besluit zich voortaan alleen nog maar op jazz te richten en een zangstijl aan te meten die wel iets op die van Holiday lijkt. Misschien ook door de artiestennaam van de Haas kiest ze een eigen artiestennaam: Ann Burton. Ann is duidelijk, Burton naar aanleiding van filmster Richard Burton. Langzaamaan komt Burton meer en meer in het muziekleven terecht en stopt met haar baantje als kapster. In 1956 treedt ze op in Berlijn met achter haar een band met daarin – voor die tijd bijzonder – een vibrafoniste; de Oostenrijkse Vera Auer. Die vibrafoon bevalt, want in het volgende combo zingt ze met het Jan Pieter’s Kwartet, met daarin Pieters (vibrafoon), Tom Mulder (piano), Hans Migchelse (bas, zang) en Johnny van Zoelen (slagwerk). Het combo, zo heetten die bands toen, treedt vooral op in Utrecht en omgeving, maar wint al snel een schare, trouwe fans die vooral komen om Burton te horen zingen. In 1958 maakt Burton haar eerste opname. Het zijn vier nummers voor een
EP op het Decca-label: ‘Kansas City, Miss Otis Regrets, The Wildest Gal in
Town en Sing a Rainbow’. Ze wordt begeleid door Frans Elsen (piano), Ruud
Jacobs (bas) en Rudy Pronk (drums). De helft van de tracks, ‘Sing a Rainbow’
en ‘Miss Otis Regrets’ wordt voorzien van strijkers in een arrangement van
Frans Elsen en uitgevoerd door het Guus Valten String Quartet. De EP
verdwijnt na de release al snel uit het gehoor, om pas weer in 2020 op te
duiken als het Nederlands Jazz Archief in de nalatenschap van Burton de oude
opnames terugvindt. Met een rij andere, vroege opnames komen ze terecht op
het album: ‘Early Blue’ (2020). Dienstplichtigen in eigen land zijn minder het door haar gezochte
publiek. Wekelijks was er amusement om de jongens even uit de sleur van ‘law
& order’ te halen. Burton trad er op in een soort ‘package-deal’, soms stond
ze naast het combo van Jan Pieters, soms naast Rudi Carrell of de Selvera’s.
Die laatste hadden een dijk van een repertoire vol Nederlandstalige
meezingers. Genoeg om de tent af te breken. Burton stak daar met haar
rustige en ingetogen aanpak nogal bij af natuurlijk. In 1961 treedt Burton op met het Trio Hans van Jaarsveld en later in het
buitenland met The Down Town Jazzband. Burton is inmiddels verhuisd naar Den
Haag en trouwt er in 1962 met Willem van Deutekom. Het huwelijk duurt tot
1965, hun werelden blijken te verschillend. Halverwege de jaren zestig staat Burton in een show met Boudewijn de Groot en Ramses Shaffy. De tijden zijn aan het veranderen. 1967 is niet alleen ‘ The Summer of Love’, maar ook het jaar dat Burton haar eerste album opneemt. Platenmaatschappij-directeur John Vis heeft wat stukken van Burton gehoord en wil dolgraag een album maken. Als begeleiders regelt hij het Trio Louis van Dijk met daarin Jacques Schols (bas), John Engels (drums) en Louis van Dijk (piano). Als extra vraagt Vis altsaxofonist Piet Noordijk voor drie van de negen nummers. De gekozen composities zijn onder anderen van Goffin/King (Carole King is dat), Rodgers/Hart en Gershwin. Een prima keus met muziek die goed past bij Burton’s stem. Het album, ‘Blue Burton’, verschijnt in november 1967 en is een onverwacht succes, het album verkoopt als warme broodjes. Later krijgt ze te horen dat ze voor dit album een Edison (de meest prestigieuze en oudste muziekprijs in Nederland) krijgt. Haar niet aflatende inzet is daarmee beloond. In 1968 zijn er vage plannen om een album te maken met Georgie Fame. Ze
ontmoet hem daadwerkelijk, maar daar blijft het, ondanks de wens van beiden
bij. Wel staat ze op het dan populaire Hammerfeld Jazzfestival in Roermond
als ‘coming lady of Dutch jazz’. Twee jaar na het eerste album komt er een vervolg: ‘Ballads & Burton’
(1969). De bezetting is hetzelfde als haar eerste album, inclusief Noordijk,
maar wordt bij vier songs aangevuld met tenorsaxofonist Rudy Brink. De
songkeus opnieuw voor wat zachtere en rustigere songs. Vis ziet niks in
uitspattingen en snel werk. ‘Ballads & Burton’ verkoopt prima, maar dit keer
zit er helaas geen Edison in. Ondanks het succes is het vreemd dat het album
nooit op cd gezet is. Het is wel in zijn geheel te vinden op de
compilatie-cd: ‘Ann Burton/Louis van Dijk – Collection’ (1985). Een klein
succesje is dat Burton als eerste vrouw optreedt in de serie ‘Jazz in
Paradiso’. Ze werd gevraagd door organisator en tenorsaxofonist Hans Dulfer
om de zestigste verjaardag van Ben Webster luister bij te zetten. In 1970 treedt Burton op in de beroemde Ronnie Scott’s Jazzclub in Londen. Ze heeft zelf een beurs geregeld bij het ministerie en gebruikt die om in Londen te wonen en op te treden. Ze wordt in Londen vaker begeleid door Zoot Sims (sopraan- en tenorsax). Op de eerste avond zitten Cleo Laine met manlief Johnny Dankworth, Stan Getz en Paul McCartney in de zaal. Ook aanwezig is Salena Jones, de zangeres aan wie ze de uitnodiging te danken heeft en die inmiddels een goede vriendin geworden is. John Vis zorgt ook voor Burton’s derde album: ‘Ann Burton Sings for
Lovers and Other Strangers’ (1972). Dit keer klassieke jazzballads, maar ook
popsongs van onder anderen: Lennon/McCartney, Rod McKuen en James Taylor. De
begeleidingsband bestaat dit keer uit Wim Overgaauw (gitaar, arrangementen),
Ruud Jacobs (bas), Louis Debij (drums) en Rob Madna (piano). Het is opnieuw
een prachtig album, maar de laatste uitgave ervan dateert uit 1978 en is op
vinyl. ‘Ann Burton Sings for Lovers and Other Strangers’ is wel in Japan op
cd uitgebracht, zelfs in een ‘limited edition’. Dat zegt precies hoe het
daar (en hier) met Burton’s populariteit gesteld is. H In Nederland loopt het niet echt storm met de optredens. Burton wordt gevraagd voor Pim Jacobs’ programma ’Muziek is Troef’ en heeft enkele optredens met het Cees Slingertrio. Net als het lijkt of het allemaal tegenzit ontvangt Burton een brief uit Japan van Keizo Takada. Takada blijkt een enorm fan van haar en wil graag dat ze in Japan komt optreden. Omdat hij zelf geen manager is, maar wel veel relaties in de muziekwereld heeft, belooft hij dat te gaan en kunnen regelen. Uit Japan komt vervolgens een brief van CBS/Sony met daarin een uitnodiging voor een reeks concerten in drie weken. Ze zou begeleid worden door pianist Kenn McCarthy. De bedoeling was om naast de optredens ook een album op te nemen. De ontvangst is allerhartelijkst, op het vliegveld staan drommen mensen en een groep die een spandoek omhooghoudt met ‘Welcome Ann Burton’. Burton’s optredens zijn een overweldigend succes, uitverkochte zalen, enthousiaste berichten in de pers én inderdaad een nieuw album: ‘Misty Burton’ (1973). Op het album wordt ze begeleid door Ken McCarthy (piano), Kunimitsu Inaba (bas) en Hiroshi Murakami (drums). Murakami zou later (1978) bekend worden met zijn jazz-funk-fusion band Native Son. Helaas wordt ‘Misty Burton’ alleen in Japan uitgebracht. Het Japanse succes krijgt een vervolg. Niet alleen eindigt ze in de Japanse jazzpolls op de tweede plek, na Ella Fitzgerald, maar wordt ze gevraagd om in april 1974 opnieuw achttien concerten te komen verzorgen. Dit keer vraagt ze wel om een pianist van eigen bodem. De taalbarrière maakt het lastig om tot de essentie van de muziek te komen vind ze. Burton vraagt daarom Nico Bunnink haar te begeleiden. Het duo wordt echter alsnog, vanwege de kosten, aangevuld met enkele Japanse musici. Burton kan in Japan opnieuw een album opnemen: ‘Be Myself Alone’ (1974). Ze kiest hier weer voor een kruisbestuiving: jazz en pop. In de laatste categorie vallen songs van Don McLean en Lennon/McCartney. De jazzsongs zijn onder anderen van Arlen/Mercer en James Oliver. Helaas kan Bunnink niet meedoen; er spelen alleen Japanse musici mee. Het album wordt in Japan door East Wind en in Nederland door Philips uitgebracht op lp. De Philips-versie heeft een lachende Burton op de voorzijde, de Japanse editie heeft een, ook naar Burton’s mening, nogal vreemde hoes die bestaat uit een citroen met daarin gestoken enkele rietjes. In de internationale wereld van theater betekent een citroen zoiets als een mislukking. Men verzekerde haar echter dat de Japanners dit helemaal geweldig zouden vinden. Dat klopte. Het album is, inclusief citroenhoes, alleen in Japan op cd uitgebracht. In 1974 maakt Burton kennis met de Amerikaanse gitarist Ed
Simpson-Baikie. Het klikt, Simpson-Baikie trekt na enige tijd bij Burton in,
maar ook deze relatie houdt niet stand, ze blijven zes jaar samen. De populaire, Amerikaanse jazzzangeres Helen Merill (1930- /zang) had een van de albums van Burton gehoord en nam contact met haar op. Ze vertelde dat ze het een prachtig album vond en vroeg of Burton niet naar New York kon komen. Dat lukte op dat moment niet. Wat wel lukte was het contact dat Burton had met jazzzanger Mark Murphy (1932-2015). Burton vond diens muziek en zangstijl geweldig en zou graag een tournee door Japan met hem willen doen, maar die tournee komt niet van de grond. Het contact met Merill bleef, met als resultaat alsnog een reis naar New York om daar een album op te nemen voor Merill’s eigen platenlabel. Op ‘New York State of Mind’ (1980) wordt Burton begeleid door Michael Renzi (piano), Buster Williams (Bas) en Grady Tate (drums). In Amerika wordt het album uitgebracht door Inner City Records en verkoopt best goed. Burton had bij de deal met Merill de vrije hand gekregen het album in Europa uit te brengen. Ze kon ermee terecht bij haar oude platenmaatschappij CBS. Een tweede release, maar dan onder een andere naam, ‘Ann Burton Sings, volume 1’ (1980) brengt ze uit op een door haar opgezet eigen label, ‘Burtone’, dan nog onder de paraplu van CBS. In Japan werd het album diverse malen uitgebracht op verschillende labels. In 2009 verscheen in Amerika een cd-versie. Ondanks het feit dat het album een Edison kreeg (1981) is het album hier niet op cd gezet. Het is wel te vinden op de verzamel-cd ‘Ann Burton: Her American Recordings’ (1989), maar die is nauwelijks te koop, of voor veel geld. Van New York gaat Burton na enige weken thuis geweest te zijn opnieuw naar Japan. Dit keer wordt ze begeleid door Frans Elsen (piano) en Victor Kaihatu (bas). Burton wilde haar ensemble in eigen hand houden en niet weer geconfronteerd worden met onduidelijke, muzikale situaties. Met Kaihatu en Elsen neemt ze in Japan het album ‘Some Other Spring’ (1980) op. Ook dit album is alleen in Japan te koop. Terug in Nederland treedt Burton op in verschillende Tv-programma’s, in
kleine zalen en staat op het Loosdrechtfestival samen met Rita Reys, Shirley
Horn en Beryl Bryden. Tussendoor neemt ze voor het eerst sinds lange tijd
weer een album op in eigen land en wel voor het Keytone-label van fluitist
Chris Hinze. Hinze doet zelf de productie. Op ‘Am I Blue’ (1981) wordt
Burton begeleid door John Clayton (bas), Kim Plainfield (drums, percussie)
Rob van Kreeveld (piano) en Bob Malach (tenorsax). De keus is heel eigen,
weinig grote compositorische namen, alleen die van Frank Sinatra sprint
eruit. Burton: “Meestal herken je een zanger/es aan de repertoirekeus.”. Na
de release volgt een tournee waarbij Chris Hinze optreedt en Burton een deel
van het programma verzorgt. In 1982 treedt Burton weer op in de bekende, kleine zalen en is opnieuw op het Loosdrecht Festival te vinden, waar ze nu staat met Stan Getz, The Dutch Swing College Band, Trio Pim Jacobs met Rita Reys, The Skymasters, Soesja Citroen en Cees Slinger. Daarna doet ze een kleine tournee door het land met als begeleider Louis van Dijk. Aan het eind van het jaar voelt ze zich niet goed en krijgt ze slecht nieuws: er is borstkanker geconstateerd. Ze krijgt een behandeling waarvan ze goed ziek is, maar ze lijkt te herstellen. Voldoende in ieder geval om een nieuw album op te nemen. Gezien het succes van ‘New York State of Mind’ wil ze dat opnieuw graag doen in New York. Ze neemt met hulp van vooral studiomusici inderdaad en album op: ‘It Might as Well Be Love’ (1984). Dit keer is het weer een meer jazz-georiënteerd album met werk van Gershwin, Rogers/Hart, Blosom Deary, Cole Porter en Rogers/Hammerstein. Er moest nog wel een strijkje bij, maar dat zou in Londen moeten gebeuren. In de studio daar ontdekken ze dat ze niks met de mastertape kunnen, omdat die op een heel ander systeem is opgenomen. Ze doen een poging, waarbij de muziek van Burton wordt afgespeeld via een cassettedeck! De Amerikaanse platenmaatschappij kon wel een bruikbare tape aanleveren, maar dan moesten ze eerst kopieervergoeding betalen en dat was nog niet gebeurd. Na een hele tijd en de betaling komt een bruikbare tape, maar dan is het moment van Grammy’s en Edisons al voorbij. Uiteindelijk gaat de Amerikaanse platenmaatschappij zelf failliet. In Nederland wordt het album uitgebracht als ‘Burton Sings, volume two’ (1987) en in Japan door Timeless Records (2014) en RCA (1987). Wat hierboven al vaker opgemerkt wordt geldt ook hier: het album is niet buiten Japan te koop, maar wel als onderdeel van die heel dure en nauwelijks verkrijgbare cd: ‘Her American Recordings’ (1989). In Japan, nog steeds vol lof over ‘onze’ zangeres, ontstaat het plan om opnieuw een album uit te brengen. In zekere zin is dat een verzamelalbum met ouder werk, opgenomen tijdens vorige gelegenheden. De cd verschijnt uiteindelijk pas in 2003 en heet dan ‘Skylark’. Sommige mensen zullen de hoes best mooi vinden, maar het oogt wat goedkoop. Dan, eindelijk, komt Mark Murphy naar Nederland. Hij geeft een aantal
concerten met Burton, bassist Harry Emmery en pianist Henk Meutgeert.
Unaniem lof, van zowel publiek als pers. Genoeg voor een vervolg, maar
daarvoor was nu geen tijd. Er zijn nieuwe plannen voor een album met Mark Murphy, maar toch ook weer
een met Georgie Fame. In 1986 komen die allebei opnieuw niet van de grond,
wel is Burton benaderd om les te geven aan het Conservatorium in Amsterdam.
Dat doet ze met veel plezier tot augustus 1988. In april is opnieuw een
serie concerten met Mark Murphy, dit keer met het Rob Agerbeek Trio. Dat
trio bestaat dan uit Harry Emmery (bas), Frits Landesbergen (drums) en Rob
Agerbeek (piano). Het concert gegeven in Nick Vollebrecht’s Jazz Café en
Laren op 23 april wordt opgenomen en uitgezonden voor het befaamde
radioprogramma ‘Tros Sesjun’. Van de uitzending wordt later een cd gemaakt:
‘That’s All (2004). Het laatste album van Burton komt uit op haar eigen label. Het contract
is aangepast, waardoor ze nu geheel onafhankelijk is. Het album, ‘Everything
Happens’ (1988), is opnieuw met het Rob Agerbeek Trio. Het Trio is voor deze
speciale gelegenheid uitgebreid met Ack van Rooyen (bugel) en drummer
Landesbergen speelt naast drums vibrafoon. Het album wordt in april 1988
opgenomen in de luxe Studio 44 van Max Bolleman in Monster, een van de beste
studio’s van het land. Paul Huf, ook al geen onbekende, maakt foto’s voor de
hoes. Burton weet heel goed hoe ze gepresenteerd wil worden. Als ze zonder
zangwerk zat, werkte ze regelmatig als fotomodel. Burton’s neef Amnon
Rafalowicz, die dan eigenaar is van RAF Records in Amsterdam, regelt de hele
handel alsmede de financiën. ‘Everything Happens’s een jazzy album, met werk
van Rogers/Hart, Jobim, Ellington, Hammerstein/Kern en anderen. Het is een
van Burton’s betere albums en lijkt een mooie stap voorwaarts. Deary
schrijft over Burton op de hoes: “As a singer she has an excellent feeling
for jazz in the cool style and in this album everything is cool all the way
through.” In Nederland raakt Burton vervolgens een beetje op de achtergrond. In
Japan blijft ze onverminderd populair, al is dat niet meer zo als in de
hoogtijdagen. ‘Laughing at Life – The Louis van Dijk Sesions’ (2010),
‘Remember 1966-1988’ (2011) en ‘On the Sentimental Side’ (2011) worden
allemaal alleen in Japan uitgebracht, net als een verzamelcd ‘He’s Funny
That Way’ (2009). |
||
tekst: Paul Lemmens, december
2020 plaatjes: © Decca/Artone/CBS/EastWind/Burtone/Keytone/Turning Point/Blue Jack Jazz Records/NJA tekst gebaseerd op het boek Blue Burton van Anneke Muller |