Example
Eberhard Schoener
Onbelangrijke tijd



Zo ergens rond mijn twintigste ging ik met een vriend naar Duitsland, Aken. Dat was immers vlak over de grens. Tegelijkertijd was ik er merkwaardig genoeg nog nooit geweest. Na een korte busreis kwamen we aan in het centrum. Natuurlijk moest ook een 'Schalplattenladen’ bezocht worden. Aan een marktje vonden we een leuke winkel. Nu kun je natuurlijk van alles en nog wat meenemen uit zo’n winkel, maar ik vond een lp – die was net uit - van iemand waar ik nog nooit van gehoord had, met idem dito musici. De hoes was niet bijster mooi, een soort struik, maar het ging om de titel: Bali-Agúng met een gamelanorkest en ene Eberhard Schoener die Moog Synthesizer én Mellotron speelde. Zonder één noot gehoord te hebben kocht ik de plaat, kon niet missen toch? Thuis werd ik nog aangenamer verrast dan ik in de winkel had kunnen vermoeden. De geluiden, de oneindig, lome sfeer van een oerwoud gevangen in klanken met flarden gamelan en een hypnotiserend langzame synthesizer. De plaat maakte indruk en eigenlijk nog steeds als ik hem weer hoor. Bij de laatste cd-uitgave zat een dvd met een documentaire over het maken van Bali-Agúng. Prachtig. Maar hoe zit het dan met die Eberhard Schoener? Eigenlijk is het niet een heel bekende naam, maar met twee-en-zeventig releases toch ook geen kleintje. Schoener werkte met The Police voordat ze dat waren, werkte me Jon Lord (keyboardspeler van Deep Purple) maakte filmmuziek en muziek voor populaire Duitse Krimi’s als ‘Der Alte’ en ‘Derrick’. Er is een boek over hem geschreven door zijn vrouw Stefanie: ‘Grenzen gibt es nicht’. Maar ook dat boek is nauwelijks te vinden, laat staan te koop. En zo is er ook nauwelijks iets over hem te vinden op het wereldwijde web. Het wordt nog vreemder als je weet dat er bijna niets van de man op cd gezet is en lp’s nauwelijks te koop zijn. Een intrigerend figuur dus.

Schoener (1938- ) is geboren in Stuttgart en leert al snel viool spelen. Hij volgt een opleiding tot componist/dirigent. Zijn carrière start met het dirigentschap van kleine ensembles en orkesten die vooral opera’s uitvoeren. Opera had zijn voorkeur. In 1965 richt hij daarom de ‘Kammeroper München’ op. Maar het bleef niet bij het klassieke geluid. In 1968 begon hij een zogenaamd ‘laboratorium’ voor elektronische muziek als onderdeel van Bavaria Studios. In die hoedanigheid kocht Schoener een van de eerste Moog Synthesizers in Duitsland. Zo’n grote, met meer ‘kasten’ en veel draden. Zijn Moog ging later naar Florian Fricke en vervolgens naar Klaus Schulze. Schulze heeft die nog steeds in bezit. De Moog werd later vervangen door de Fairlight CMI, een apparaat waarmee je heel makkelijk samples kan maken.

Met hulp van de Moog synthesizer creëerde Schoener een eigen, soms langzame klankwereld. Vandaag de dag zouden ze dat ‘new age’ of meditatieve muziek noemen, toen was het vooral experimenteel.
Music for Meditation (1974) is een verslag daarvan. De plaat heeft twee lange tracks, elk één lp-kant lang. Het album is opgenomen op zestien sporen en quadrafonisch gemixt. Een mooi idee, zitten in het geluid, maar de beleving daarvan was slechts voor een handjevol mensen weggelegd. Met het creëren van rust middels muziek was hij zijn tijd ver vooruit. Zijn inspiratie voor dit project haalde hij niet alleen van zijn reizen, maar ook van Claude Debussy, Olivier Messiaen en Karlheinz Stockhausen. Schoener over dit project: “That which is phenomenal in this music is not found in its form but rather in the individual reaction of each listener. That means: the conception of Meditation allows active participation through singing or playing. Meditation should – like a window – open the approach to ourselves.”

Een paar jaar eerder, 1971, maakte hij zijn eerste plaat: ‘Destruction of Harmony - The Living Sound of Synthesizer Based on Bach & Vivaldi’. Als een ware Walter/Wendy Carlos, die al in 1968 zijn/haar versie maakte, ‘Switched on Bach’, leeft Schoener zich uit op de klassieken. Alleen is zijn album niet altijd even harmonieus. Het is vaker iets in de richting van ‘Bach en Vivaldi into space’, met veel ruimte voor ruis en andere synthetisch gegenereerde klanken.

Schoener is erg geïnteresseerd in andere culturen. In 1970 reist hij naar Bali en maakt er kennis met de gamelan. Na een paar keer heen en weer gevlogen te zijn probeert hij die muziek te integreren in zijn eigen muziek. De weerslag daarvan is te vinden op Bali-Agúng (1976). Dat gebeurt lang voordat de term ‘wereldmuziek’ bekend wordt bij het grote publiek. De mix van elektronica en muziek uit andere landen is dan nog relatief nieuw. Iemand als Holger Czukay, een leerling van Karlheinz Stockhausen, was daar ook mee bezig. Czukay maakte samen met Rolf Dammers onder de naam ‘Technical Space Composer’s Crew’ een album genaamd: ‘Canaxis 5’. Daarin maakten ze gebruik van Vietnamese muziek, maar dan wel afkomstig van lp’s van Folkways Records. Schoener pakte het ‘echter’ aan en nam zijn hele handel mee naar Bali.

Ondanks de contacten in Bali en het werken met de Moog blijft Schoener betrokken bij de klassieke muziek. Zo dirigeert hij het Bayerisches Staatsorchester met werk van Wolfgang Amadeus Mozart: ‘Der Schauspieldirektor’. De stem die je hoort is van Peter Ustinov. De plaat verschijnt in 1976.
In hetzelfde jaar verschijnt nog een lp met zijn dirigentenwerk van Mozart: Wolfgang Amadeus Mozart: ‘Bastien Und Bastienne’, met medewerking van Brigitte Lindner, Adolf Dallapozza, Kurt Moll en de Bayerisches Staatsorchester.

Als contrast komt in 1976 de eerder genoemde Bali-Agúng uit. Schoener raakt in de ban van Bali door een vriend, Johannes Schaaf. De Zwitserse kunstenaar Theo Meier brengt het tweetal in contact met ‘Prince Agúng Raka’. Hij is de leider van twee dorpen, Saba en Pinda, maar ook de leider van het gamelanorkest daar en tevens dansinstructeur van zijn zoon.
Schoener kijkt en luistert goed om zich heen en ontdekt dat de musici van het gamelanorkest eigenlijk nauwelijks weten in welke maat ze spelen, 4/5 of 7/8 of nog anders, maar dat ‘gewoon’ doen: “They just let this very difficult music flow into their souls." Their music slips through their fingers into the instrument. The principle of their music making is based on intuition.” Kinderen leren dit doordat ze tussen de benen van hun vader zitten en meebewegen met hun handen en bijna letterlijk voelen hoe de muziek gemaakt wordt.
Wat Schoener ook leerde was dat tijd onbelangrijk is, gamelanorkesten spelen soms wel zes uur achter elkaar, ongeduldig zijn helpt daarbij niet. Door zijn open opstelling werd hij een goede vriend van Prins Raka. Na enige tijd wilden ze allebei iets ‘nieuws’ doen, een samenwerking op muziekgebied. Voor de volgende reis nam Schoener daarom zijn Moog mee, een cameraman (Russel Parker), twee technici (Ernst Rothe en Ludwig Probst) en drummer Pete York (1942- ).

Even een uitstapje over deze bijzondere drummer. York speelde in de Spencer Davis Group, vervolgens met zijn eigen band Hardin & York, daarna een tijdje met Eric Clapton en talloze andere bands. In 1987 begint hij een project: ‘superdrumming’, een reeks korte tournees met een wisselende, groep uitstekende drummers, waaronder: Ian Paice, Louie Bellson, Cozy Powell, Gerry Brown, Simon Phillips, Billy Cobham, Bill Bruford, Dave Mattacks en Jon Hiseman. Een bijzonder gezelschap.

Terug naar Saba. Schoener had al geleerd dat de musici van Saba heel snel kunnen reageren op elkaar, maar ook dat een gamelanorkest niet werkt volgens de principes van een Westers orkest met een dirigent ervoor. ‘Gewoon doen en kijken wat er gebeurt’ werkt beter. Zo zet York na zijn aankomst zijn drumstel op en begint te spelen. Het hele drop is inmiddels uitgelopen. Eerst begint iedereen te lachen, maar dan beginnen de musici mee te knikken én te spelen en na een tijdje gaat iedereen weer aan de gang met zijn eigen leven en werk. Ze zijn kundig bevonden en daarom geaccepteerd. Het grootste compliment: ze worden met rust gelaten.
Samen met Prins Raka werkt Schoener aan een manier om samen te kunnen spelen én communiceren. Met veel handgebaren, knoflookengels (Schoener), dingen gewoon laten gebeuren en veel lachen komt een mooie samenwerking van de grond. Later keert Schoener terug naar de stad om daar in Bali Beach Hotel een ruimte in te richten als studio. In het hotel is stroom zodat de Moog ingezet kan worden. Vervolgens komen York en het hele gezelschap uit Saba met instrumenten en al naar het hotel en worden de opnames gemaakt voor wat uiteindelijk Bali-Agúng zou worden. De ‘samensmelting’ van Oosterse- en Westerse muziek werkt heel goed. De extra Moog-laag geeft verdieping en brengt, zoals al eerder gezegd, een eigen sfeer mee. Precies de sfeer die je verwacht van zo’n plaat.

‘Rock ontmoet klassieke muziek’ gebeurt al in een vroeg stadium, bijvoorbeeld met de Moody Blues, ‘Days of the Future Passed’ (1967) en Procol Harum’s ‘Whiter Shade of Pale (1967). In Duitsland was Schoener laat, maar nog een van de eersten om dat ook te doen. In samenwerking met Deep Purple’s Jon Lord, die zijn sporen op dat gebied ook verdiende met de ‘Gemini Suite’ (1971). Schoener dirigeert in samenwerking met Lord zijn werk ‘Windows’ (1974) ‘Sarabande’ (1976).

De volgende plaat is Trance-Formation (1977). Die wordt uitgevoerd door: ‘Eberhard Schoener and the Secret Society ‘. Dat geheime genootschap bestaat uit een kleurrijk pluimage: Hansi Ströer (basgitaar), leden van het ‘Tölzer Knabenchor’, Andy Summers (gitaar), Raimund Elleder (keyboards), Orchestra of the Munich Chamber-Opera, Nippi Noya (percussie), Mary Gregory (zang), Monks Of The Monastery of Sama (a capella zang) en natuurlijk Schoener zelf (Moog, Mellotron, orgel, piano, dirigent).
Trance-formation wordt in 1991 uitgegeven op cd op het label van Klaus Schulze (Innovative Communication) en in 2010 nogmaals op MIG. Bij die laatste zit een uitgebreide beschrijving. Daarin is te lezen dat dit ‘trance’-plaatje lastig te maken was in het analoge tijdperk. Daarvoor waren tapeloops van soms wel tien meter lengte nodig. Al die loops werden door de studio geleid via richels aan de muren en bezemstelen langs de wanden, om zo op het juiste moment gestart te kunnen worden. Noya en Summers kregen de opdracht mee om op gevoel mee te spelen; “Forget about the beat, forget the tact! Play just as you feel. I want to have a complete obliteration of the bar.” Die aanpak was regelrecht terug te voeren op wat Schoener van de gamelanspelers op Bali geleerd had. Het moet gezegd, de muziek neemt je mee in een eigen ‘bewustzijn’, waarbij tijd geen rol meer lijkt te spelen. Bijzonder is dat Schoener op dit album het gezang van monniken gebruikt en dat mixt met synthesizerpatronen. Hij had er weinig succes mee, Karl Jenkins (ex Soft Machine) deed achttien jaar later (1995) ongeveer hetzelfde met zijn ‘Adiemus’-project en werd er wereldberoemd door.

Met de sequencer in een Moog kun je ritmische repetities maken in eigen klankkleur. Schoener werkte lang en nauwgezet aan ritmetracks die aldus gegenereerd waren. Hij noemde dat het ‘Black & Decker-effect’. Dat was helemaal nieuw en daarom werd hij genomineerd voor de ‘Duitse album’ prijs. Een soort Emmy of Edison. Een keer op bezoek in New York hoorde hij een plaat met een wel heel herkenbaar stuk ritme. Hij vroeg het aan de DJ en die zei iets in de stijl van ‘Munich Sound’. Schoener kocht de single en daarmee Giorgio Moroder’s ’I Feel Love’, het plaatje met zangeres Donna Summer. Bleek dat de technicus uit de studio waar Schoener gewerkt had het Black & Decker-effect aan Moroder had doorgegeven. Dat was nogal naïef, maar te goeder trouw. Later probeerde Schoener nog zijn deel van de royalty’s te krijgen door een rechtszaak aan te spannen, maar verloor, omdat hij niet goed thuis was in de rechtspraak in Amerika.

Met bijna dezelfde bezetting als voor Trance-formation maakte Schoener de muziek voor de film ‘The Book’ (de Bijbel)(1977).
Met Andy Summer had Schoener al gewerkt. Nu kwam diens kennissen ook erbij: Gordon Sumner (bas, zang) en Stewart Copeland (drums). Sumner zou bekender worden als ‘Sting’; het drietal later als ‘The Police’. Schoener nam twee albums met de heren op: ‘Flashback’ (1978) en ‘Video Magic’ (1978). Ik vond Video Magic nog wel te doen, omdat er daar meer Schoener dan Sumner te horen is. Flashback is in mijn optiek iets teveel pop en iets teveel pré-Police. Jammer genoeg is Flashback wel op cd verschenen (MIG, 2011) en Video Magic nog nooit. Schoener had een goede band met alle drie, maar nadat The Police eenmaal op gang was gekomen werd hun periode in München weggewerkt. In geen enkel verhaal of biografie kwam die voor; het paste niet bij het image van The Police vond het management. Schoener voelde zich flink beledigd door die ontkenning. Jaren later speelde Sting met zijn eigen band in München en belde Schoener op om een afspraak te maken en zich te verontschuldigen. De oude vriendschap keerde daarna vrij snel weer terug.

In de toenmalige platenzaken verdween, voor zover hij al ooit aanwezig geweest was, Schoener uit de bakken en daarmee uit mijn blikveld. We zitten dan in het pré-internet tijdperk; de informatie die je kon vinden verkreeg je alleen via muziekbladen of door platenzaken te bezoeken. ‘Events’ (1980) ontdekte ik daarom pas jaren later. Events was een soort synthese van de platen die ik al kende. “The music of ''Events underlies a literary concept: A la recherche du temps perdu''. Daarmee komen we bij Proust: “ The precision with which Proust describes his memories, his surroundings and his relationship to people and the way he makes them sensually understandable, let's me relive situations, friendships and experiences, which I had made in the last years, and created the basis for this album.”
Ik vond het indertijd geen onaardig album, maar net als Videomagic een beetje ambivalent, soms liedjes, soms, maar te weinig, die mooie synthesizerstukken.

In 1980 verscheen ook een ‘gewoon’ klassiek album: ‘Eberhard Schoener conducts The Orchestra Of The Munich Chamber Opera’. Vier werken; Symphonie Classique Op. 25 van Prokofiev, Suite Pour Petit Orchestre No. 1 en No. 2 van Stravinsky en Suite De Pulcinella van Pergolesi. Zelfs anno nu is er weinig over bekend.

‘Time Square’ (1981) en ‘Complicated Ladies’ (1982) zijn twee albums met meer zang. Zangeres is niemand minder dan Esther Ofarim. Medewerkenden zijn verder onder anderen: Morris Pert (ex Brand X, componist, percussie, synthesizer), John Giblin (ex Brand X, bas), Clare Torry (zang, de stem van The Great Gig in the Sky van Pink Floyd’s album The Dark Side of the Moon) en Olaf Kübler (tenor- en altsax). Beide platen heb ik indertijd gemist en zijn nu niet verkrijgbaar. Wat ik ervan hoor via YouTube nodigt nu niet echt (meer) uit.
Er zit bij Schoener een behoorlijk cd-gat. MIG Records zou dat gaan vullen, maar na 2010 is het daar oorverdovend stil.

‘Spurensicherung’ (1983) had ik dan weer wel, gevonden bij Bullit in Breda. Het album gaat eigenlijk verder waar ‘Events’ ophield. Je zou het daarom kunnen zien als een verlengstuk daarvan, ook in dezelfde stijl en sfeer. Voor mij ging Schoener steeds meer richting de ‘normale ‘muziek en ontbrak dat speciale element dat me in de beginperiode zo aansprak. Ook voor dit album geldt: niet of nauwelijks te koop en al helemaal niet op cd.

Het magische kwam iets meer terug met ‘Sky Music – Mountain Music’ (1984). Twee lange stukken met alleen Schoener op synthesizer. Meditatieve, natuurlijke muziek en daarmee aansluitend op Meditation’. Beide albums werden in 1992 door Kuckuck niet heel verrassend samen in een cd-doosje gevoegd (1992).
‘Bon Voyage’ (1986), ‘Des Erbe der Guldenburgs‘ (1989) en andere releases eind jaren tachtig en begin jaren negentig bleven lang verborgen en daarvoor geldt hetzelfde als voor veel albums hierboven, niet op cd.

Gelukkig gaat dat niet op voor ‘Trance Mission (Bali Symphony)’ (1991), een terugkeer naar Bali Agúng. Alsof Schoener aanvoelde dat het anders moest. Lange stukken ook weer, soms net zo dromerig als in de beginperiode. Schoener ziet Bali-Agúng, Trance-Formation en Trance-Mission als een drieluik. Dat heeft te maken met zijn vele reizen en visie: “But it interested me a planet in relation to music, a planet where both the transmitter and the receiver are in fact equally accessible: the earth.”
Op Trance-Mission zijn de klangfarben wat kleuriger door de inzet van andere instrumenten en musici: George Kochbek (bas, zang), Thomas Schibler (fagot), Udo Dahmen (drums, percussie), Jens Fischer (gitaar), Peter Musser (hobo) en Anke Wendlandt (zang) Opnamen van het Gamelan Orchestra Of Saba And Pinda zijn opnieuw gebruikt. Schoener zelf speelt Fairlight synthesizer, DX-7, Oberheim, draagt zorg voor de regie en dirigeert. Trance-Mission is meer dan de twee andere werken van het drieluik een synthese, een eigen, nieuwe klank. Trompettist Jon Hassell noemde zijn werk ‘Fourth World Music’, die benaming zou je hier ook op los kunnen laten.

In 1993 schrijft Schoener de muziek voor de ‘4th IAAF World Championships in Athletics Opening Ceremony’. Dat spreekt mij als hardloper natuurlijk aan en ik heb waarschijnlijk het laatste exemplaar van de cd gekocht. De cd heet toepasselijk ‘Harmonia Mundi’ en is opgezet in een typische Schoener stijl; één grote collage van klanken uit de hele wereld. De cd is verdeeld in twee delen: ‘Harmonia Mundi – Music Goes Satellite’ en ‘Global Village (5 movements)’. De laatste met muziek uit Afrika, Amerika, Azië, Oceanië en Europa. De eerste met muziek uit Caïro, Salvador Di Bahia, Bali (ja, met het gamelanorkest van Saba en Pinda), Sydney en Stuttgart. De wereldpremière van het stuk was tijdens de opening en werd via satelliet de wereld in gebracht: Music goes satellite indeed...

Schoener werd inmiddels steeds meer gevraagd voor filmmuziek en muziek voor Tv-series, zoals ‘Derrick’ en 'Der Alte’; allebei Duitse krimi’s. Her en der is er wel wat van te vinden op plaat; het gaat hier immers om behoorlijk populaire series.
In 1996 liet hij zich nogmaals van zijn klassieke kant horen met de cd ‘Short Operas’. Twee stukken: ‘Palazzo Dell'Amore Opera Classique’ en ‘Cold Genius Opera Classique, met medewerking van het ‘United Philharmonic Orchestra Budapest’.
Met zijn laatste, niet te vinden cd, ‘Namaste-Puja’ (1999) zoekt hij weer de meditatieve kant, maar nu richting Tibet. Eén track, ‘Namaste’ is eigen werk, de tweede een ‘Puja’; is een ‘gewoon’ opgenomen en niet bewerkte mis die plaatsvond in het klooster van Kopan.

Het overgrote deel van zijn recente muziek-uitgaven, zo’n dertig cd’s, bestaan uit een soort bibliotheek van geluiden die gebruikt kunnen worden bij films. Hij brengt ze uit op het Enterprises Sonor label. Omschrijvingen op de hoesjes verklaren genoeg: ‘Reisen, Ferien, Urlaub; Technologie, Forschung, Wissenschaft; Mysteriös, Psycho & Science Fiction; Liebe, Länder’ en ga zo maar door. Net als de rest, nauwelijks verkrijgbaar. Hierbij doemt de vraag op, zou je dit moeten willen hebben? Aangezien ik geen filmmaker ben is het antwoord simpel: “Nee!”

Schoener won allerlei prijzen, waaronder de Schwabing Art Prize for music (1975), Bambi Award for Creativity (1992) en The Lifetime Achievement Award van het Soundtrack Cologne Festival of Music and Sound in Film and the Media in November (2014). En dan toch is hij onbekender dan hij verdient. Schoener was iemand die zijn tijd vooruit was. Die mensen worden niet altijd even goed begrepen. Later haalde de tijd hem in en werd hij een ‘gewone’ componist van film en TV-muziek. Anno 2019 is het moeilijk kiezen uit de stortvloed aan muziek, van welk genre dan ook. Daarbinnen iets speciaals vinden is lastig. Daarom wil ik hier graag Bali-Agúng van harte aanbevelen. Het is muziek uit een tijd die geen tijd kent. Kom daar in onze hectische tijd nog maar eens om.

 
tekst: Paul Lemmens, juli 2019
plaatjes: © Hörzu/Harvest/Ariola/Mercury/Kuckuck/Marlboro